Wat voor de Keulenaar zijn Kölsch is en voor de Münchenaar zijn witbier, dat is voor de inwoners van de deelstaat Hessen hun appelwijn; liefdevol ook wel ‘Stöffche’, ‘Äppler’ of ‘Ebbelwoi’genoemd. Dankzij geëngageerde wijnbouwers is de Frankfurter huisdrank ook ver buiten Hessen bekend geworden.
Tekst en foto’s: Cordelia Neumetzger
Idyllisch ansichtkaartentafereel
Overal waar je kijkt, staan appelbomen. Vol met zachtgroene, roodgestippelde, rozegele of diep donkerrode vruchten. De oogsttijd laat nog even op zich wachten; de kleine vruchten zitten nog vast aan de bomen. Aan de stralend blauwe hemel cirkelt een buizerd en vlinders dansen tussen het duizendblad heen en weer. Middenin dit idyllische ansichtkaartentafereel zitten mensen op bierbanken of picknickdekens in de appelboomgaard. Er hangt een vrolijke, gezellige sfeer en in de glazen schittert een gouden drankje: de appelwijn.
Welkom in het rijk van Andreas ‘Bobo’ Schneider; de Obsthof, een fruitkwekerij met een eigen appelperserij in de buurt van Frankfurt am Main. Met zijn appelgroene T-shirt past Schneider perfect in dit groene paradijs midden op het platteland. Met een vriendelijk lachje begroet hij de nieuwe gasten. “Nog eentje van het huis?” vraagt hij het oudere paar in het prieeltje, dat al twee glazen achter de kiezen heeft.
de jonge, wilde wijnboeren
Schneider is een typisch voorbeeld van de nieuwe generatie, de zogenaamde jonge, wilde wijnboeren. Ze zetten zich in, om de vroeger als ‘armeluis’-drankje bestempelde appelwijn weer een respectabele status te verschaffen. Inmiddels wordt het ‘Stöffche’ internationaal gewaardeerd en wordt het zelfs bij kookevenementen met sterrenkoks geserveerd. “Vroeger zou het niet denkbaar zijn geweest om op dit niveau mee te spelen”, zegt Schneider niet zonder trots. “Dat was de ´Äppler’ nooit gegund.”
Het heeft enkele eeuwen geduurd voordat de appelwijn zijn image als ‘goedkoop doorzakkersdrankje’ kwijt was. De productie ervan werd al ten tijde van Karel de Grote, omstreeks achthonderd jaar na Christus, beschreven. In officiële papieren duikt de ‘Ebbelwoi’ in de 16e eeuw voor het eerst op. In het midden van de 18e eeuw kreeg een Frankfurter herbergier de eerste officiële schenkvergunning. Appelwijn was eenvoudig te produceren en relatief goedkoop. Terwijl de patriciërs en adellijken liever wijn en bier dronken, werd de appelwijn dan ook voornamelijk door de lagere bevolkingsgroepen gedronken. Hoewel het ‘Stöffche’ in de loop der tijd door alle maatschappelijke niveaus werd geaccepteerd en het aantal grote en kleine appelwijnproducenten in en om Frankfurt voortdurend groeide, bleef er toch – letterlijk en figuurlijk – een zuur bijsmaakje hangen.
Lekker en gezond drankje
“Zelfs twintig jaar geleden werd in de appelwijncafés in de Frankfurter wijk Sachsenhausen nog vaak een soort azijn geschonken”, herinnert zich Matthias Schöpel, appelwijnboer uit het Hessische plaatsje Maintal-Hochstadt bij Hanau. Hij huivert bij de gedachte aan dit zure brouwsel. Ook hij is een vertegenwoordiger van de nieuwe generatie wijnbouwers. Sinds een paar jaar geven deze jonge wilden de branche een flinke oppepper. Met hun eigen producten promoten ze de appelwijn als lekker en gezond drankje. Een glas van 250 ml bevat bijvoorbeeld slechts 120 calorieën en dus veel minder dan bier of wijn met een vergelijkbaar alcoholgehalte. Het bevat bovendien veel mineralen: calcium, magnesium en kalium.
Van droog tot zoet
Het drankje kan zich – naast de trouwe fans van het eerste uur – dan ook op steeds meer aanhangers verheugen. “Toen we naar Hessen waren verhuisd, moesten we eerst aan de smaak wennen. Maar nu komen we vaak, soms wel twee keer per week, naar de Obsthof voor een glaasje”, vertelt het paar uit Bad Homburg. “Er zijn allerlei smaken, van droog tot zoet. Ze hebben hier zelfs appelsekt. Die is erg goed.” Heel ontspannen zitten ze in het prieeltje en genieten van de middagzon die over de appelboomgaard schijnt. De ‘gerippte’, zoals het appelwijnglas officieel heet, in de hand en naast zich een halfvolle Bembel, de traditionele blauwbeschilderde stenen schenkkan. Zelfs de dertiger uit Mainz, dat eigenlijk als typisch wijnbolwerk geldt, is speciaal voor de ‘Äppler’ naar het platteland gereisd. “Zoveel verschillende soorten krijg je bij ons niet. Het is zeker de moeite waard hiernaartoe te komen.”
appels met peren vergelijken
Van de naar schatting drieduizend appelsoorten die in Duitsland groeien, zijn er ongeveer vijfhonderd geschikt voor wijnpersing. Op het Obsthof zijn dat er ongeveer tachtig, met illustere namen als ‘von Kamillio-Renette’, ‘königlicher Kurzstil’ of ‘Goldparmäne’. De appelsoorten ‘Bohnappel’, ‘Schafsnase’ of ‘Trierer Weinappel’ worden al eeuwen gekweekt. De namen komen overigens meestal van de kwekers, die ze op hun beurt vaak naar beroemde persoonlijkheden of gewoon naar een familielid vernoemen.
Dankzij de aangebouwde hoeveelheid kan de Obsthof wijnen van één bepaalde appelsoort maken. Daarmee is Schneider een uitzondering binnen de jonge generatie. De meeste collega’s produceren namelijk alleen maar versneden wijn. Misschien komt hier de uitspraak ‘appels met peren vergelijken’ vandaan, want vaak worden de appels met peren samen in een pan gegooid. Schneider denkt daar heel makkelijk over en zegt: “Waarom zou ik geen onversneden wijn produceren, als ik toch zo veel appelsoorten heb?”
Onversneden appelwijnen zijn volledig verschillend van elkaar, voor wat betreft kleur, reuk en aroma. De honinggele ‘königlichen Kurzstil’ kan er met een alcoholgehalte van 6,5% al behoorlijk inhakken, terwijl de fruitig-zoete ‘Scholli-Mix’ (3,5%) bijna wegdrinkt als een appelsapje. De roze gekleurde wijn van de ‘Rote Sternrenette’ (4,5%) ziet er niet alleen mooi uit, maar past ook geweldig bij lichte zomergerechten. Frisse wijnen als de citroengele ‘Sommerschoppen’ (5%) zijn in de zomer populaire dorstlessers, vooral na een fietstocht of wandeling. De droge en zwaardere soorten worden in de winter ook graag als warme drank – gekruid met kaneel en kruidnagels – gedronken en verwarmen de innerlijke mens.
Als in een wintersprookje
Voordat de wijn gedronken wordt en volgens een oud spreekwoord ‘Vom Bembel ins Gerippte, vom Geribbte in de Kall!’ (Vanuit de kan in het glas en vanuit het glas in de kerel) rijkelijk vloeit, heeft hij een lange weg achter de rug. Het appelwijnjaar begint al een jaar van tevoren. Als het herfst wordt en er bijna niemand meer aan werk in de tuin denkt, planten wijnbouwer Schneider en zijn collega’s de appelboompjes.
De plant- en snoeitijd kan doorlopen tot in april van het volgende jaar. “Dan breekt”, zoals Schneider zegt, “de gevoeligste, maar ook mooiste tijd van het jaar aan: de appelbloei. Daarmee staat en valt de gehele oogst.” Afhankelijk van het weer en de ligging van de boomgaard bloeien de appelbomen in april of mei. Vol met witte bloesem zien de bomen er in het voorjaar uit als een wintersprookje. Echt winters kan het dan maar beter niet meer worden, want strenge vorst zou de volledige oogst kunnen vernietigen.
natuurlijke gisting
De appels worden bij de kleinere wijnboeren geoogst van eind augustus tot in december, terwijl de grote bedrijven eind september al klaar zijn met de oogst en het persen. “Alleen op deze wijze komt de vrucht in het glas”, verklaart Schneider het lange rijpen aan de bomen. “Wij zijn weerkunstenaars en late persers.” Ook bij het gisten volgen de kleine bedrijven hun eigen productiewijze en zien ze in tegenstelling tot de grote producenten vaak af van de toevoeging van wijngist. “Bij voorkeur gist de appelwijn in oude, vochtige kelders, dan kunnen de schimmels optimaal hun werk doen.” Zo beschrijft wijnbouwer Schöpel de werking van de spontane en de natuurlijke gisting. Bij de natuurlijke afloop zetten de op de appelschil en in de lucht aanwezige gisten en schimmels, de natuurlijke suikers in de appel om in alcohol. “Dan begint de appelsap pas echt te werken. Het staat te pruttelen alsof het kookt”, zegt Schöpel.
talrijke appelwijnfeesten
In februari stelt Schneider bij de jaarlijkse smaakproef vast of het werk zich heeft geloond. Dan verhuizen de bijzonder smakelijke wijnen, naar soort geselecteerd, direct in de bodega; de andere worden in flessen afgevuld als cuvée en verkocht, of op een van de talrijke appelwijnfeesten in de Rijn-Mainregio uitgeschonken. In het laatste weekend van augustus bijvoorbeeld, huldigt de stad Hanau de nationale drank van Hessen aan het begin van de Hessische Appelwijnroute bij het ‘Bundesäppelwoifest’. Tegenwoordig ligt het grootste aanbouwgebied nog steeds in Hessen; hier zijn veel weiden met valfruit.
Ook in Rijnland-Palts, Unterfranken, in het Saarland en in het Moezelfrankische gebied bij de Bodensee wordt appelwijn geproduceerd en graag gedronken. Het persfruit groeit allang niet meer alleen in Duitsland; wereldwijd verwerken boeren de appelen tot wijn. In Oostenrijk en Zwitserland heet het most, cidre in Frankrijk, cider in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Ierland en Zweden, Siideri in Finland en Jablocnik in Slovenië. Een heel goede appelwijn zou volgens Schöpel uit het Spaanse Asturië komen; die smaakt bijna net zo goed als die uit Hessen. Hessen zal echter altijd de bakermat van de ‘Ebbelwoi’ blijven, dankzij die jonge, wilde wijnboeren als Schneider en Schöpel. De laatste drukt het goed uit: “‘Äppelwei’ is een superlekkere drank, waar iedereen van houdt.“
Info
Als je iets van het traditionele appelwijntoerisme wilt meemaken, moet je een rondrit door Frankfurt maken met de ‘Ebbelwei-Express’, appelwijn en originele Frankfurter brezel zijn inbegrepen.
Een bezoek aan Obsthof Schneider in Nieder-Erlenbach bij Frankfurt is het gehele jaar mogelijk.
De brochure van de overkoepelende organisatie van Hessische appelwijnproducenten verstrekt interessante informatie en lekkere recepten.
In de streek tussen de Main en het Taunusgebergte ligt de bewegwijzerde Hessische Apfelwein- und Obstwiesenroute die per auto of per fiets kan worden afgelegd. Onderweg zie je uiteraard heel veel appelbomen, maar ook veel vakwerkhuizen en je kunt er veel opsteken over de geschiedenis van Hessen.
Toeristische informatie over de regio: Hessen Agentur GmbH