TOP
Foto: Franz Lerchenmüller

Middageten bij de korhoenders

Het Gottesackerplateau is het mooiste wandelgebied in het Kleinwalsertal.

Tekst: Franz Lerchenmüller

Aan beide zijden van het beroemde Kleinwalsertal, reiken de pieken, toppen en kammen van de Allgäuer Alpen tot hoog in de hemel: Nebelhorn, Hochvogel, Mädelegabel, Hohes Licht – stuk voor stuk majestueuze bergen. Hier op de helling loopt een glibberig pad tussen de bergdennen en de ruige jeneverbessen naar boven. Links, verder omhoog, troont het scheve, grijze blok als een onverstoorbare wegwijzer. Het Gottesackerplateau, het doel van deze reis, ligt vijftien kilometer ten zuidwesten van Oberstorf tegen de grens met Oostenrijk. Het is een vijftig tot negentig meter dikke en negen vierkante kilometer grote kalkplaat, ‘Schrattenkalk’, om precies te zijn. De rillen en spleten, die door het water in de rots zijn gegroefd, werden heel vroeger door de ‘Alemannen’ – een Germaans volk in Zuid-Duitsland – ‘Schratten’ genoemd. “Een heleboel stenen wel”, mummelt onze Allgäuer begeleider die een nuchtere kijk op het leven heeft.

Foto: Franz Lerchenmüller

Achtduizend jaar oude overblijfselen

De eentonige weg door het bos met beuken en met mos begroeide sparren ligt eindelijk achter ons en we krijgen de kleine Schneiderkürenalp in het vizier. Onder een uitstekende rots naast een waterpoel hebben archeologen in 1998 tientallen pijlpunten, stenen messen en schaven ontdekt; achtduizend jaar oude overblijfselen van voorvaderen uit het stenen tijdperk, die zich op een hoogte van 1600 meter min of meer behaaglijk hadden gevestigd. IJskoude nachten, striemende regen – wat kan de jagers en verzamelaars hierheen gevoerd hebben? Menselijke nieuwsgierigheid, die ook bij hen al sluimerde? De behoefte om te weten te komen wat er achter het zichtbare verstopt ligt? “Ach wat”, zegt de Allgäuer om aan het filosofische gemijmer een eind te maken: “De dalen waren gewoon dichtgegroeid en hier boven was er wild dat je kon zien en jagen.”

Langzaam breekt de grijze hemel open. Het wordt dampig, een drukkende, warme lucht komt op. De bergwand is begroeid met bergdennen, die zich naar beneden lijken te bukken, in de spleten tussen de rotsen groeien alpenroosjes, klokjesbloemen en ‘Schusternägele’, de stengellose enzian. Kleine wilgen wortelen diep in de spleten en de struiken drukken zich plat tegen de rots. Maar de concurrentie uit vreemde landen is hier ook al aangekomen: het is vooral de roze springbalsemien, die zich in de Allgäu behoorlijk verbreid heeft. De kleinere inheemse verwanten noemde men vroeger ‘Schnöllebluma’, omdat de zaadjes bij de kleinste aanraking weg vlogen.

Foto: Franz Lerchenmüller

Hoe hoger je komt, des te schraler wordt de vegetatie. Het lijkt wel of er nu overal stenen uit de grond groeien: Vlaktes met steengruis, rotsachtige holle wegen, bergwanden vol met spleten. Het zou je niet verbazen als ineens Winnetou op zijn paard tussen de grijze rotsblokken vandaan komt. Het Joegoslavische karstlandschap, waar de Karl-May-films werden opgenomen, ziet er ongeveer hetzelfde uit: alsof er papiermaché rotsen zijn opgesteld.

een steenwoestijn

De eerste stop. We zijn op de Gottesackeralp, 1832 meter hoog, aangekomen. Rondom stilte, als op een begraafplaats. “Tja”, becommentarieert de Allgäuer, “waarom zou het anders ‘Gottesacker’ heten”. Het enige wat je af en toe hoort is het gekras van twee alpenkauwen. Tot aan de voet van de Hohen Ifen liggen overal steenschollen, platte puinstenen met scherpe kanten. Sommige doen denken aan botten van sauriërs of holle tanden, andere lijken op versteend hout dat door reuze wormen is aangevreten. Een grof geribbelde stenen massa ligt op de bodem, met eroverheen een net van spleten en groeven, alsof iemand beton uit een grote betonmixer heeft gegoten, het langzaam heeft laten stollen en dan met een grote mokerhamer kapot heeft geslagen.

Foto: Martin Viazanko/shutterstock.com

Je vraagt je af, hoe deze merkwaardige woestenij is ontstaan. Ooit bloeiden hierboven frisse alpenweiden, informeert een bord naast resten van een oude muur, en de koeien gaven heel veel melk. Op een dag klopte een oude man aan de deur van de alpenhut en vroeg om een beetje boter. De herder, die – zoals van menig Allgäuer wordt beweerd – door en door zuinig was, vulde de schaal met mest en streek daarover een dun laagje boter. Hij kon toch niet iedereen die zo maar aankwam van boter voorzien… De grijsaard was nog maar nauwelijks verdwenen, of de alp zonk met een vreselijk lawaai met man en muis en melkbussen in de aarde. Wat ooit vruchtbare weide was, veranderde razendsnel in een een verschrikkelijke steenwoestijn.

Foto: Franz Lerchenmüller

“En waar”, vraagt de begeleider, die stevig in zijn schoenen staat, “waar is eigenlijk de Oer-Middellandse Zee gebleven, met zijn bodem die bestond uit miljarden afgestorven slakken, schelpen en koraal, die op een gegeven moment omhoog werd gedrukt? Regen, dauw en smeltwater hebben de kalk opgelost en groeven en spleten gevormd. Ook tegenwoordig nog vind je versteende ammonieten en zee-egels.” Of dat allemaal klopt? “Och, dat klopt wel, op één of andere manier.”

niet van de route afwijken

De bewegwijzering van de wandelroute is prima. Alleen omhoog naar de Torkopfkloof moet je klimmen en dalen langs spleten en over opgestapelde blokken en moeten we twee maal teruggaan om het spoor van de wit-rood geverfde balk weer te vinden. Nu begrijp je ook de waarschuwing om nooit bij slecht weer omhoog te gaan, ook op mooie dagen toch altijd op slecht weer voorbereid te zijn en vooral niet van de route af te wijken. Mist kan heel plotseling opkomen en als je eenmaal op het onoverzichtelijke plateau de oriëntering verloren bent, kan het zijn, dat je opeens voor een steile afgrond of een vijftig meter diepe rotsspleet staat – en misschien moet je het wat langer in de woestenij uithouden. “Een paradijs voor orthopeden”, roept de man die voorop loopt en ons voortdurend met de praktijk confronteert. “Een ideaal terrein voor elke soort kneuzing, bandscheuringen en botbreuken.”

Foto: Franz Lerchenmüller

In alpine taal heet zoiets een ‘Karrenfeld’

De kloof ligt op een hoogte van bijna 2000 meter. Richting zuiden en westen zie je met wat fantasie de branding van een zee, de golven van steen met hier en daar groen uitgeslagen kammen en de scherpe boeg van de Hohe Ifen die de horizon doorklieft. In alpine taal heet zoiets een ‘Karrenfeld’. Niet alleen orthopeden, maar ook stropers en smokkelaars konden de ontoegankelijke hoogvlakte waarderen. Gemzen staan op steile bergwanden, het naburige Mahdtal is een geliefd bronstgebied voor herten en in de lagere bossen leven zeldzame korhoenders. Voordat de EU-grenzen verdwenen patrouilleerden hier douanebeambten, want menig ‘Wäldler’ – zo worden de bewoners van het Bregenzer Wald genoemd – verdiende een extra boterhammetje met het smokkelen van tabak, sigaretten en chocolade naar Duitsland.

In het westen staan talloze bergtoppen bij elkaar en direct daarnaast spiegelt het water van het Bodenmeer. De bergen zijn nu weer door grijze wolken omhuld. Slechts eentje licht goud in de zon op: “Hij is mooi, de Säntis”, zegt de Allgäuer begeleider. Voor een kort moment had hij bijna zichzelf vergeten: “Maar nu is het de hoogste tijd voor ons middageten.”

Foto: Franz Lerchenmüller

Info

Er zijn meerdere mogelijkheden om over het Gottesackerplateau te wandelen. De hier beschreven toer start in Wäldele. Je kunt echter ook vanaf het dalstation van de Ifenbaan beginnen, of met de lift omhoog gaan en van daaruit vertrekken. Een tocht met start of einde aan de Schwarzwasserhut duurt twee dagen. In de winter is er een geprepareerde wandelweg over het plateau. Een overzicht van de mogelijkheden is hier te vinden of bij het toeristenbureau in Kleinwalsertal, Im Walserhaus A-6992/D-87568 Hirschegg, Telefoon +43(0) 5517/51140

Bereikbaarheid:

Met de auto via de A3, A67, A6, A5, A8, B10, B28 en A7 tot Kempten. Bij Autobahndreieck Allgäu op de A980 tot uitrit Waltenhofen,

dan op de B19 richting Oberstdorf.

Met het openbaar met de trein naar Oberstdorf (Snelste verbinding vanaf Arnhem is 7 uur en 43 minuten met 2 keer overstappen. Spaarprijzen zijn verkrijgbaar vanaf € 99 voor een enkele reis.) en dan met de bus naar Hirschegg.

Overnachtingstip:

In het viersterren-Natuurhotel ‘Chesa Valisa’, het enige bio hotel in het Kleinwalsertal, vind je een mengeling van traditionele boerderij-architectuur met moderne Vorarlberger houtbouw. In de spa worden o.a. ayurveda kruidenolie-massages en sinaasappelbloesembaden aangeboden, evenals bio-cosmetica behandelingen. Bij een overnachting is het ‘Vitalpension’ inbegrepen; drie keer per dag een gezond buffet. De prijs voor een overnachting bedraagt afhankelijk van reisperiode en –duur vanaf € 133 p.p.

Naturhotel Chesa Valisa, Gerbeweg 18, A 6992/D-87568 Hirschegg, telefoon +43(0)5517/ 54140