Wilde vlotvaarders uit het Frankenwald
In de middeleeuwen dreven de stammen van het riviertje Rodach tot aan Amsterdam. Tegenwoordig wordt van de ooit drukbevaren waterstraten nog slechts vijf kilometer gebruikt. Des te intenser kunnen toeristen van de natte vrolijke vaart genieten.
Tekst: Jan Schettler
Naast ons heeft iemand zijn gitaar bij zich. Terwijl hij hartstochtelijk op de snaren tokkelt en een shanty inzet, beginnen de vrolijke zangers, die op een rij achter hem op de smalle balk hebben plaatsgenomen, heen en weer te wiegen. Hun vlot begint te schommelen, swip, swap; de pendelende beweging zet zich voort op de vlotten ernaast. In het frisse water van de Wilde Rodach, dat hier aan de start van de wilde tocht – ondanks dat het opgestuwd is – nog heel rustig is, lijkt voor het eerst een beetje onrustig te worden.
Klaar voor het avontuur
Intussen brandt de zon op de hoofden van honderden mensen die zich, verdeeld over meer dan twintig vlotten, op het komende avontuur voorbereiden. Er ontstaat een heel bijzondere sfeer; aan de ene kant is er zoiets als een zomerse loomheid te bespeuren, aan de andere kant merk je de opkomende partystemming (hier en daar wordt er een fles bier doorgegeven) en een gewisse onzekerheid over dat wat komen gaat. Want de deelnemers weten eigenlijk alleen maar één ding zeker: het zal nat worden. Nat en leuk.
Historisch gegroeide belevenis
Voor dit weekend staat vlotvaren in het Frankenwald op het programma. Wat op het eerste gezicht een spannend avontuur op een afgelegen beek lijkt, is in werkelijkheid zowel een historisch gegroeide als een bijzonder spannende belevenis, die bovendien ook nog behoorlijk exclusief is. Om je op een houten vlot van een stuw naar beneden te storten en stroomversnellingen te trotseren is namelijk nergens anders in Duitsland mogelijk als op de Wilde Rodach in de buurt van de stad Wallenfels. Zelfs in heel Europa kun je dit maar op een paar andere plaatsen meemaken.
Over de Main en Rijn naar Nederland
Het vlotvaren is hier in het district Kronach een levend cultuurgoed; wat toeristen tegenwoordig als wildwater-spektakel beleven, was gedurende meerdere eeuwen heel zwaar werk, dat overigens niet alleen maar op de wateren van het Frankenwald werd gedaan. De Frankische vlotten reisden in de middeleeuwen over de Main en Rijn naar Dordrecht, Rotterdam en Amsterdam. Op de vlotten werden weliswaar koopwaren getransporteerd; de eigenlijke koopwaar bestond echter uit de vlotten zelf. Er wordt niet voor niets gezegd, dat de Nederlandse hoofdstad gedeeltelijk op boomstammen uit het Frankenwald gebouwd werd. De Nederlanders reisden ook regelmatig in de tegenovergestelde richting, om de ‘Holländerstämme’ voor de scheepsbouw op de plaats van herkomst te beoordelen.
Waarom de de vlotvaart tot aan de laatste commerciële vaart in 1957 gedurende meer dan 800 jaar door de bewoners van het Frankenwald werd bedreven, wordt tot in detail uit de doeken gedaan in het met veel liefde ingerichte vlottenmuseum in het naburige Unterrodach. In een oud vlotmeestershuis, één van de voorname representatieve bouwwerken van de vlootdynastie in klassieke stijl, worden levensechte modellen en gereedschappen getoond en lees je veel informatie op talloze borden.
Drijvende dorpen
Nog leuker zijn de anekdotes van een geëngageerde vrijwilliger van de vlotvereniging, die vertelt hoe het harde dagelijkse leven van zijn voorvaderen er uitzag. Complete bevolkingsgroepen met enerzijds welvarende molenbezitters en anderzijds arme vlotknechten wisten met de enige bron van inkomsten uit deze streek te overleven: het hout uit de overvloedige bossen. De stammen werden eerst los achter elkaar over de smalle, in totaal tweehonderd kilometer lange wateren van Franken afgevoerd en ergens achter Mainz tot bijna complete drijvende dorpen samengebonden, die soms een omvang bereikte van ongeveer tachtig bij vierhonderd meter.
Intussen komt er per megafoon een mededeling van de vlotmeester in Frankisch dialect met veiligheidsaanwijzingen. De groep schotten, die hun doedelzakken in tegenstelling tot de gitarist niet mee aan boord hebben genomen, begrijpen er niets van, maar dan wordt hen toch met handen en voeten duidelijk gemaakt, dat ze toch alstublieft oppassen het hoofd niet te stoten als ze onder bruggen doorvaren.
Wereldse globetrotters
Links van me porren twee blijkbaar zenuwachtige zusjes elkaar in de zij, terwijl twee bejaarden tevergeefs proberen te voorkomen, dat ze nu al natte voeten krijgen. Stoere kerels met lange stokken –vlotvaardersnakomelingen uit Wallenfells – passen goed op, dat er geen man over boord gaat. De mannen, die vroeger op de vlotten naar het westen en noorden voeren, stonden bekend als chaotisch en vrijgevochten; ze werden gezien als vechtersbazen en dronkenlappen (ieder had recht op een pond vlees en vijf liter bier per dag), maar ook als wereldse globetrotters uit de middeleeuwen. En ze waren zeker niet op hun achterhoofd gevallen: toen ze op een keer plotseling melk in plaats van bier zouden krijgen – kun je lezen in het vlottenmuseum – stapten de vlotknechten direct naar de rechtbank. Ze citeerden daar een stuk uit de Bijbel waarin sprake is van de Phoeniciërs die met vlotten voeren en daarvoor zeker geen melk als verzorging kregen. Ze kregen gelijk.
een echte publiekstrekker
En dan gaan we van start, mét of zonder gerstenat in de hand. Helpers op de brug openen de eerste stuw bij Schnappenhammer en vlot voor vlot – elk ongeveer zestien meter lang en twee meter breed en met plaats op de zitbalk in het midden voor ongeveer twintig personen – stort onder luid gekrijs naar beneden. Daar komt een grote boeggolf aangerold en de broek, wat heet broek, alles onder je heupen, is voor de eerste keer door en door nat. Dat zal zeker niet de laatste keer zijn. Niet al te zachtzinnig, maar stabiel landt het vlot weer op het water en zet koers op de ongeveer vijf kilometer lange tocht. Op de oevers staan een heleboel wuivende en applaudisserende mensen; de ‘Raas’, zoals de vlotreis in de regio ook wordt genoemd, is elke keer een echte publiekstrekker.
De ‘Teichmühle’
Hoe het water bij sluizen opstuwt om daarna de kracht ervan gericht te gebruiken, kun je zien in de statige – in 1507 voor de eerste keer genoemde – ‘Teichmühle’, een watermolen, in Steinwiesen. Er waren ooit meer dan 150 molens in het district; op heldere dagen kon je vanaf de ene de andere molen zien staan. De actieve molenvereniging heeft niet alleen de ombouw van het onder monumentenzorg staande gebouw tot een museum met woning van een molenaarsfamilie rond 1930 gerealiseerd, maar zorgt er eveneens voor dat de zaagwerkplaats nog in bedrijf is.
Daar vliegen de spanen om de oren, daar ruikt het naar gezaagd hout, daar is een oorverdovend lawaai, als tenminste de stuw openstaat en de kracht van het water met zeven pk op de tandraderen en de transmissie wordt overgedragen die met een leren riem de 130 jaar oude zaagmachine aandrijft. Zo worden in de Teichmühle, met ondersteuning van een generator, bijvoorbeeld tafelpoten en latten voor hekwerk geproduceerd, hoofdzakelijk voor toeristische doeleinden. De molenvereniging heeft zich ten doel gesteld op middellange termijn in aanmerking te komen voor financiële ondersteuning vanuit de EU, zodat de molen weer volledig op waterkracht kan draaien.
De vlotjongens letten op
Intussen schieten op de wilde vaart takken voorbij en stoot het vlot links achter tegen een rots. De vlotjongens zorgen er met hun stokken voor, dat het gevaarte niet van zijn route afwijkt. Soms wordt hij langzaam en glijdt gemoedelijk over het water, dan komt er plotseling vaart in bij een stroomversnelling en schiet het ineens gevaarlijk naar voren bijna op het voorgaande vlot. En na iedere stuw wordt de val iets steiler en dan spoelt de ontstane vloedgolf nog heftiger over het vlot heen.
Wie op het eind van de vaart niet tot aan z’n borst nat is heeft wel iets verkeerd gedaan. “Eentje, is het in al die jaren inderdaad gelukt”, vertelt de vlotmeester na afloop tijdens een gezellige bijeenkomst, “maar die heeft volgens de overlevering de tocht in handstand meegemaakt.” Een zelfde soort truc moet de collega met de gitaar wel hebben toegepast, want beneden aangekomen blijkt dat het instrument de vaart op één of andere manier onbeschadigd heeft gemeesterd.
welverdiende vlotvaardersbroodmaaltijd
À propos na afloop: de vlotvaarders van de middeleeuwen moesten, als ze het hout hadden afgeleverd, zelf maar zien hoe ze weer naar huis kwamen. Dat ze hun loon van tevoren verzopen, verspeeld of op een andere manier snel waren kwijtgeraakt, was aan de orde van de dag. Dan hebben de toeristen het tegenwoordig duidelijk beter: Ze krijgen na de tocht van drie kwartier een vlotvaardersdiploma en een stevige vlotvaardersbroodmaaltijd.
Daarbij laten – op deze dag in ieder geval – de Schotten hun zakken doedelen. En dan is het voorbij met hun wonderbaarlijk eigentijdse uitstapje in de middeleeuwen. Maar de kans is groot, dat ze weer komen voor de jaarlijks terugkerende nachtelijke fakkelvlotvaart ‘Rodach in Flammen’ bijvoorbeeld. Of naar één van de talrijke ‘Kirchweih’feesten – de kermissen – in de regio, waar speciale vlotevenementen voor kinderen worden georganiseerd. Of gewoon om in het Frankenwald te wandelen of te fietsen – direct naast de Rodach bijvoorbeeld, over de ‘Flößerweg’. Die heeft tegenwoordig heel veel meer te bieden dan een tocht met aan elkaar gesnoerde boomstammen.
Info
De vlotvaarten vinden plaats van eind mei tot eind augustus op zaterdag.
Er worden meerdere programma’s aangeboden; een vaart per vlot kost vanaf € 25,50 per persoon.
Reservering is noodzakelijk.
En een set droge kleding is dringend aan te bevelen; er zijn omkleedcabines.
Meer info op de website.
Een vlotvaardersbroodmaaltijd na afloop van de tocht wordt aangeboden in Gasthof Roseneck in Wallenfels.
Voor reservering en voor meer informatie o.a. over overnachtingsmogelijkheden: Frankenwald Tourismus.