TOP

De Passat, een trotse oude dame met gechiedenis

In Lübeck-Travemünde herinnert de viermaster ‘Passat’ aan de glorietijden van de zeevaart.Verbazingwekkend klein en sierlijk ligt ze aan de andere oever van de Trave, de ‘trotse Lady’, de ‘Passat’. Om naar de overkant op het schiereiland Priwall te komen moet je met de veerboot oversteken.

Tekst Franz Lerchenmüller

Hoe dichterbij je komt, des te hoger en imposanter steekt de oude dame tegen de blauwe lucht af. Ze werd gebouwd op de werf Blohm + Voss in Hamburg, voor een bedrag van maar liefst 680.000 gouden marken. Het schip behoorde tot de familie van de beroemde Flying-P-Liner, het elegante vrachtzeilschip dat eigenlijk al uit de tijd was, maar desondanks door de reder Ferdinand Laeisz nog steeds werd gebouwd. In totaal vlogen of kropen er – afhankelijk van de wind – 65 stuks over de wereldzeeën. De viermaster (of bark) ‘Passat’ liep in 1911 van stapel.

Om op het schiereiland Priwall te komen moet je de veerboot nemen.

Franz Lerchenmüller

Een bewogen zeeleven van veertig jaar volgde, met 24 reizen van elk zeven tot acht maanden, voornamelijk tussen Duitsland en Chili. In 1951 dreigde haar einde op de schroothoop, maar een reder namens Schliewen en later de stichting ‘Pamir und Passat’ wisten dit te voorkomen en stuurden het schip weer de zee op, nu als opleidingszeilschip.

Scheepsjong en en -timmerman

In 1955 gingen ook Walter Dühring (75) en de twee jaar jongere Klaus Grope aan boord. De ene was scheepsjongen, de andere scheepstimmerman – maritieme stagiaires, zou je tegenwoordig kunnen zeggen. Beide mannen bleven trouw aan de zeevaart: Dühring werd visser en Grope kapitein. Tegenwoordig leiden ze met regelmaat groepen bezoekers rond over de ‘Passat’. Twee ‘krasse’ gepensioneerden, die met veel enthousiasme en droge humor een leuk en interessant verhaal vertellen, ook voor hen die een grootzeil niet van een fok of een bramzeil kunnen onderscheiden.

Walther Düring(r) en Klaus Groppe (l) kwamen op jonge leeftijd als scheepsjongen en scheepstimmerman aan boord later voeren ze als visser en kapitein.

Franz Lerchenmüller

In de buik van het schip

Een ijzeren trap leidt naar beneden in de buik van het schip. Geweldige, witgeverfde stalen balken en aan elkaar geniete platen vormen de romp. Uit de bodem steken dikke buizen: ook de masten zijn van staal. In het ruim stapelen een paar levensgrote figuren in werkkleding gevulde juten zakken op tot een kunstige piramide. De ‘Passat’ had meestal salpeter geladen, maar soms ook tarwe, cement of guano. “Het sjouwen en stapelen van de zakken was werk van specialisten”, legt Grope uit. Twee hulpjes hesen de zakken op de schouders van de sjouwers. Deze tippelden met kleine pasjes het ruim in en wierpen de last met een uiterste nauwkeurige zwaai op de groeiende stapel. “Dat er ooit een lading is gaan schuiven, daarover is ons niets bekend.”

Wanten, stagen en pardoens

We gaan weer aan dek. Daar tref je ontluchters, bolders, blokken en katrollen aan, allemaal scheepsonderdelen en -toebehoren met stuk voor stuk een specifieke functie en naam. Overal zijn wanten, stagen en pardoens gespannen – zo heten de touwen en kabels waarmee de masten worden vastgezet, het zeil wordt gedraaid en waarlangs de bemanning naar boven klimt. ‘Staand en lopend tuig’, zo noemen de zeelui dat. Maar liefst 20 kilometer had de ‘Passat’ ervan aan boord, toen ze nog onder zeil voer.

Museum

In een klein museum zijn zeilmakershandschoenen, octanten en scheepsdagboeken uitgestald. In een kombuis snijdt een bleke scheepskok van kunststof koteletten uit stukken vlees. De gidsen grijnzen: “Gepekeld ossenvlees uit het vat! Als er een keer iemand eentje in een verloren hoekje was vergeten en de kok het na drie jaar opentrok, kon je er iemand z’n schedel mee inslaan.” “Tien jaar na de oorlog waren we geen van allen verwend”, voegt Walter Dühring eraan toe. “Eigenlijk vonden we het eten destijds best in orde.”

10 Minuten rondjes lopen

Ook de ankerlier met de groen geverfde tandraderen en de zware kettingen roept herinneringen bij de mannen op. Het ophalen van de beide ankers duurde soms wel viereneenhalf uur. De matrozen liepen tien minuten lang rondjes, steeds maar weer, en waren dan zo kapot dat ze moesten worden afgelost. Dat was niet voor niets, want de ankers en kettingen wogen samen 47 ton.

De kooien hebben twee bedden boven elkaar. “Destijds hingen 28 mannen hun hangmatten op in één ruimte.” Het enige zeil dat tegenwoordig nog aan boord is, is geleend van de ‘Sedov’. “De ‘Passat’ had oorspronkelijk 34 zeilen in drie verschillende uitvoeringen. Voor de takelage moesten we 150 begrippen kennen.” De blokken en katrollen zijn nog steeds piekfijn in orde: “Het smeren is het werk van de scheepstimmerman. Hij is de allround handwerker aan boord.”

De blokken en katrollen zijn nog steeds piekfijn in orde; het werk van de scheepstimmerman.

Franz Lerchenmüller

Tentoonstelling vol met herinneringen

Peilstok, kaartenhut, patrijspoort – aan bijna elk object in de tentoonstelling is wel een herinnering verbonden. En met een combinatie van bewondering en afgrijzen luisteren de bezoekers naar hoe het vroeger was als de jongens ’s nachts de mast in moesten: “Je was al drijfnat voordat je het want in klom. Het water gutste in je laarzen, de hagel sloeg in je gezicht, je kon de stokstijve touwwand met je verkleumde vingers nauwelijks vastpakken en onder de heen en weer slingerende mast was daar steeds weer die razende, woeste zee.”

Maar de beide mannen herinneren zich ook aan mooie momenten: het zeilen voor de Braziliaanse kust met alleen het geluid van de kabbelende golven en het krakende touw, of de zondagavonden waarop de bemanning zich trof bij luik 4 om te luisteren naar de klassieke muziek uit de platenspeler.

Caruso over de golven

Model van de Passat in he museum

Franz Lerchenmüller

Caruso die over de golven schalde: dat waren de – eerder zeldzame – romantische momenten van de zeevaart. Aan die andere, donkere zijde herinnert de verwoeste reddingsboot van de ‘Pamir’ in de zeemanskerk St. Jakobi, in het naburige Lübeck. Deze halfzus van de ‘Passat’ kwam op 21 september 1957 in een wervelstorm en zonk. Van de 86-koppige bemanning overleefden er uiteindelijk slechts zes. Met de tentoongestelde reddingsboot redden zich aanvankelijk 21 mannen. Toen de sloep na drie dagen werd ontdekt, was er nog maar één man in leven. Daarom is het des te verwonderlijker dat het de ‘Passat’ is gelukt om meer dan honderd jaar oud te worden. In november 1957 raakte zij op haar 31e reis in een hevige storm en bereikte zwaar beschadigd de haven van Lissabon. Na veel touwtrekkerij kocht de stad Lübeck het schip in 1959. Het werd eerst een opleidingsinstituut, daarna een woonschip en tot slot een monument. Sindsdien ligt ze vastgemeerd aan de Priwall.

Op een steenworp afstand varen de veerboten naar Helsinki en Trelleborg voorbij, net als de vrachtschepen naar Hanko, Malmö en Liepaja. Lübeck-Travemünde is tegenwoordig de modernste RoRo-haven aan de Oostzee, met verbindingen naar Zweden en Finland, de Baltische landen en Rusland. En aan de kade prijkt de oude Lady, houdt het drukke havenverkeer in de gaten en droomt van oude tijden – net als de mannen, die haar geliefden waren en nog steeds zijn.

Informatie

Bereikbaarheid

Met de auto vanaf Hamburg over de A1 richting Puttgarden na Bad Schwartau over de A226 en B75 naar Travemünde. Met de trein vanaf Amsterdam via Hannover en Lübeck naar Travemünde in ca. 7 uur en 20 minuten. Verbindingen kunnen bij de Deutsche Bahn voordelig als spaarprijs worden gereserveerd.

De Passat

Het hele jaar biedt de ‘Passat’ overnachtingsmogelijkheden, inclusief het romantische geluid van kabbelende golven en de schroeven van voorbijvarende schepen. Er zijn een-, twee-, drie- of vierbedskooien en een suite. Beddengoed wordt ter beschikking gesteld, ontbijt is niet inbegrepen. Er zijn drie zalen voor feesten en bijeenkomsten tot 120 personen. www.passat-luebeck.de

Toeristische Informatie

Lübeck und Travemünde Marketing,  www.luebeck-tourismus.de